Routines, rituelen en ruimte

Bij raadsakkoorden verliezen gemeenteraden veel van het instrumentarium, de routines en de mores die bij klassieke meerderheidsakkoorden helpen om onderwerpen politiek te maken en vervolgens tot besluiten en (bij voorkeur) tot uitvoering te brengen. De methoden daarvoor worden met een raadsakkoord opzij gezet, en met voor betrokkenen goede en valide argumenten. Ze willen het niet meer zo.

Dat vereist dan wel dat de raad de ruimte die open komt te liggen, opnieuw vult met nieuwe regels, nieuwe werkafspraken, nieuwe protocollen en zich gaandeweg ook vult met nieuwe mores, nieuwe routines en gedeelde ervaringen. Dat vereist gerichte inspanning. Van fracties zelf, maar ook van de griffie, het presidium, de burgemeester en wethouders, de ambtelijke ondersteuning; alle betrokkenen bij het politieke proces zullen moeten nadenken over de manier waarop zij de procedurele leegte die het loslaten van het klassieke meerderheidsakkoord achterlaat, vullen met nieuwe bij het raadsakkoord passende manieren van werken.

Dat gaat over abstracte regels en afspraken, maar misschien ook wel letterlijk over ruimte. In de ruimte, aan de onderhandelingstafel ontstaat iets. Betrokkenen stappen in onderhandelingsmodus de kamer binnen en nemen de daarbij behorende houding aan. Soms gericht om er uit te komen, soms juist om er zonder ‘bloedspetters op het pak’ uit te kunnen stappen.

De essentie is dat ze in de kamer, aan de tafel, allemaal weten dat ze ‘politiek maken’. Eerst door verschillen te benadrukken, vervolgens door ook gemeenschap en common ground te vinden. Soms doordat ze elkaar op inhoud vinden – wat activiteit vergt – soms ook doordat ze persistente verschillen uitruilen. Op eerder gemaakte afspraken komen ze niet terug; niet omdat er een natuurwet is die dat verbiedt, maar omdat ze weten dat het aan de onderhandelingstafel zo niet hoort.

Voor raadsakkoorden ontbreekt die ruimte vaak nog; dat is niet erg. Het is vooral een aanmoediging om er wel toe te komen. Om tijd en plaatsen te vinden waarop partijen met elkaar in gesprek kunnen. Die ruimte is de raadszaal zelf, maar het politieke werk vereist ook altijd andere plaatsen en andere tijd om elkaar te vinden.

Dat klinkt misschien abstract, maar er zijn prachtige voorbeelden van. Een burgemeester die zijn statige kamer zag verworden tot de plaats waar partijen elkaar konden vinden – nadat ze elkaar soms eerst heel lelijk hadden bevochten. Partijloze wethouders die op vaste avonden in het stadhuis zijn en die langs de fractiekamers trekken om zo te markeren dat ze van alle partijen zijn. Niet de fracties (of alleen de fractie van zijn partij) op de kamer bij de wethouder, maar de wethouder die langs alle fracties gaat.

Vorige
Vorige

Rust of reuring door het raadsakkoord

Volgende
Volgende

Het moet gewoon mogen worden