Rust of reuring door het raadsakkoord
Soms zoeken gemeenteraden niet zozeer naar wat hen bindt, maar willen ze vooral een open arena voor (méér) politiek; raadsakkoorden openen de weg naar wisselende meerderheden, waarin raadsfracties op zoek kunnen gaan naar wat ze willen en met wie. Ze kunnen onderwerpen zo politiek maken als ze willen, als het maar lukt om van daaruit ook tot meerderheden te komen.
Het raadsakkoord is dan niet per se een vehikel voor raadsbrede overeenstemming, maar vooral een forum voor het in wisselende coalities agenderen van oplossingen en steun vinden voor oplossingen. Dat kan met volle strijd gepaard gaan en het kan ook betekenen dat partijen die elkaar het ene moment juist vinden in dezelfde vergadering bij een volgend agendapunt lijnrecht tegenover elkaar staan.
Een deelnemer aan de expertsessie die in dit model werkte, zag in zijn gemeenten weer een ander patroon terug: meerderheden wisselden, maar na verloop van tijd kristalliseerden zich wel bepaalde clusters uit. Partijen die elkaar wel heel vaak vonden zodat er bijna - al werkende weg - toch een soort van coalitie ontstond. Gewoon, omdat partijen elkaar in de praktijk bij herhaling wisten te vinden. Ook dat kan. Wellicht biedt die gemeente hier een oplossing voor: wel open, maar ook met patronen die in de praktijk groeien.
Soms is het raadsakkoord dus min of meer bedoeld om rust in de raad te brengen, soms juist om meer en meer ideologische en normatieve politiek aan te wakkeren. Het is belangrijk om dat te benoemen, omdat het sterk uitmaakt voor hoe we de eigenschappen van raadsakkoorden beoordelen.
Een gemeente die rust wil, benoemt in het raadsakkoord een reeks bijna apolitieke thema’s en een serie relatief abstracte maar ook belangrijke ver weg gelegen ambities. Partijen vinden elkaar daarop en gaan een verbinding met elkaar aan. Met een (bijvoorbeeld) onafhankelijk college van wethouders zonder partijverbinding gaan ze gezamenlijk werken aan het werk aan het ‘beter maken van de gemeente’. Het raadsakkoord brengt dan niet de politiek in de zin van ‘het verschil’ de raad in, maar juist de verbinding en de gemeenschap.
In andere gemeenten is het raadsakkoord juist bedoeld om reuring in de raad te brengen: niet het tegen elkaar schuren van gefixeerde machtsblokken, maar rondom elk thema vrij spel voor alle partijen om politiek te maken van wat ze maar willen. Ook dat kan een doel en opbrengst van raadsakkoorden zijn. Sommige raden willen dat graag: ruimte voor kleine partijen die normaliter altijd langs de kant staan. Wisselende coalities, zodat de volle breedte van het verkiezingsprogramma ineens te bespreken valt.
Met raadsakkoorden kunnen gemeenteraden verschillende kanten uit. Dat is een voordeel, want er is dus veel mogelijk. Het is óók een valkuil, want het betekent dat raden helder moeten zijn over wat ze willen bereiken en de inrichting van hun raadsakkoord en de omliggende ruimte van het proces, en dat de structuren en de systemen die ze daarvoor inrichten ook die kant op moeten wijzen. Raadsakkoorden vereisen dus vooral ook explicitering: waarom willen we het, welke vorm kiezen we dan, en welke inrichtingskeuzes moeten we dan maken?